Windesheim

Windesheim

dinsdag 24 april 2018

Het taalcurriculum van de toekomst: gelijke kansen voor alle leerlingen

Aan deze blog heeft ook dr. Floor van Renssen meegewerkt. Zij is literatuurwetenschapper en  onderzoeker/docent bij de afdeling educatie van Windesheim. Haar speciale aandachtsgebied is literatuuronderwijs.

Het taalonderwijs in Nederlands behoeft herziening. Een paar redenen: Nederlandse leerlingen houden in vergelijking tot hun leeftijdgenoten in andere landen niet van lezen Onze scores op het gebied van begrijpend lezen stijgen in vergelijking met internationale prestaties te weinig (zie ook het rapport De Staat van het Onderwijs). We besteden bovendien weinig tijd aan lezen en laaggeletterdheid kost de samenleving veel geld

In Nederland wordt dan ook hard gewerkt aan het taalcurriculum van de toekomst en aan de curricula van andere vakken. De ambities voor deze curriculumherziening zijn:

·      -Aansluiten bij wat leerlingen nodig hebben om uit te groeien tot evenwichtige en economische zelfstandige volwassenen
·      -Samenhang in de onderwijsinhoud bevorderen
·      -Zorgen voor doorlopende leerlijnen: een soepele overgang van de voorschoolse periode naar het primair onderwijs, van primair naar voortgezet onderwijs en van voortgezet onderwijs naar vervolgonderwijs
·      -Overladenheid in het onderwijsprogramma terugdringen
·      -Duidelijkheid bieden aan scholen: wat moeten alle leerlingen leren en hoeveel ruimte is er over voor eigen invulling?
·      -Een betere balans brengen in de hoofddoelen van het onderwijs

Op curriculum.nu zijn de eerste resultaten te lezen van de groep leraren die zich bezighoudt met het formuleren van een visie op taalonderwijs in opdracht van het Ministerie van Onderwijs. En ook de Meesterschapsteams Nederlands zijn druk doende een toekomstgerichte visie op het vak Nederlands te ontwerpen. In hun teksten is veel moois te lezen:

Het leergebied Nederlands helpt leerlingen actieve en goed geïnformeerde burgers te worden die met zelfvertrouwen de wereld tegemoet treden, ethische afwegingen maken en hun verantwoordelijkheid nemen en blijven nemen. Het leergebied Nederlands draagt bij aan de bevordering van gelijke kansen voor alle leerlingen, omdat het leerlingen in staat stelt hun taalvaardigheid te ontwikkelen en Ze (leerlingen) ontdekken de kracht, waarde en schoonheid van taaluitingen, ze leren ethische afwegingen te maken en te reflecteren op zichzelf, de ander en de wereld om hen heen. (Curriculum.nu). 

Toch blijkt het ook moeilijk om afstand te nemen van de eigen onderwijssituatie en het eigen onderwijsverleden. Vooral het aanbrengen van samenhang is ingewikkeld. Zo wordt voor ieder vak afzonderlijk (ook voor het vak digitale geletterdheid!) een toekomstgerichte visie ontwikkeld en blijft het taalcurriculum een optelsom van verschillende vaardigheden. Hopelijk lukt het om al die afzonderlijke visies straks bij elkaar te brengen. Dat zou pas echt vernieuwend zijn.

In ieder geval willen wij niet achterblijven en presenteren we hier onze eigen visie op het taalcurriculum van de toekomst. We voelen ons daarbij geïnspireerd door onderwijsdenkers als RichhartDidau en Rose, door HirschGibbonsWillinghamGuthrieKrashenGee, Rosenblatt en vele anderen. Bovendien hebben onze studenten aan de leerroute Expert taal/dyslexie van de Master Educational Needs en de lerarenopleidingen Nederlands en Engels op Windesheim gezorgd voor veel inspiratie. Ook de scholen waar we het leestraject LIST en het Denk!-traject (begrijpend lezen) uitvoeren en docenten die meedoen aan taaltrajecten in het mbo waren steeds opnieuw inspirerend. Zonder dat ze het wisten, hebben ze aan deze visie meegewerkt.

Onze visie bestaat uit drie delen: bouwen aan een taalbasis (1), denken over inhouden (2) en denken over bouwstenen van taal, tekst en beeld (3). De drie elementen hangen intensief samen en kennen bovendien een volgordelijkheid. Dat wordt  in de figuur hieronder weergegeven.


De door ons ontwikkelde visie heeft een aantal uitgangspunten. Zo richten we ons op gelijke kansen voor alle leerlingen. Het onderwijs dat we hier beschrijven, is namelijk in alle vormen van onderwijs toepasbaar (po, vo, mbo, hbo). Bovendien staan intensief lezen, schrijven, spreken en denken centraal. Daarnaast worden teksten en opdrachten voor zwakkere leerlingen niet verarmd door ze te vereenvoudigen, maar worden deze leerlingen volop ondersteund (scaffolding). We integreren hogere denkvaardigheden en technologie/digitale geletterdheid op een vanzelfsprekende manier. Hieronder lichten we de drie elementen toe.

Bouwen aan een taalbasis
Het bouwen aan een taalbasis is een grotendeels onbewust proces dat wordt gefaciliteerd door het tot stand brengen van routines voor het lezen van rijke teksten en door het bouwen van schrijfroutines. Dit geldt voor alle vormen van onderwijs.

Bij lezen gaat het in de eerste plaats om frequent vrij lezen in zelfgekozen boeken. Immers, door te lezen breng je tijd door in betekenisvolle contexten die faciliterend zijn voor het ontwikkelen van woordenschat en leesvaardigheid. Het gaat daarbij om rijke teksten. Dat kunnen literaire teksten zijn:  teksten waarin leerlingen worden geïnspireerd uit hun comfortzone te komen en zich op een nieuwe manier te verhouden tot zichzelf en de wereld om hen heen. Maar het kan ook gaan om avonturenverhalen, levensverhalen, verhalende non-fictie- boeken over boeiende onderwerpen, poëzie of actuele krantenberichten en rijke teksten uit tijdschriften en van internet.

Contexten worden nog rijker wanneer leerlingen lezen over langer durende (minimaal zes weken) interessante multiperspectivische thema's als vriendschap, macht of over grenzen. Thema's kunnen ook aansluiten bij vakken waarover op dat moment wordt lesgegeven. De gemeenschappelijke kennisbasis die in een thema wordt opgebouwd vormt het fundament voor het lezen van moeilijke teksten over dat thema. Dit leren lezen van moeilijke teksten gebeurt in interactie en waar nodig met scaffolding van de leraar. Daar wordt waar het mogelijk is technologie bij gebruikt. Om thema's te faciliteren en te verlevendigen wordt van live-activiteiten als excursies of het uitnodigen van deskundigen gebruik gemaakt. Daarnaast worden ook filmpjes, sites, virtual en augmented reality en andere technologische toepassingen ingezet. Zo kan een aanvankelijk moeilijke tekst toch begrijpelijk worden.

Bij schrijven gaat het om frequent  -liefst dagelijks- schrijven van teksten, bijvoorbeeld in de vorm van free-writing opdrachten. Het is niet de bedoeling dat enkel de opdrachten die in toetsen worden gevraagd, worden geoefend. Ook schrijven kan het best worden verbonden met thema's, omdat leerlingen binnen die thema's taal verwerven die zij weer kunnen inzetten bij het construeren van teksten. Taalzwakke leerlingen krijgen ondersteuning door middel van scaffolding met tekst naar spraak-software en voorleessoftware. 

Denken over inhouden
Bouwen aan de taalbasis betekent dus dat rijke neurale netwerken ontstaan onder invloed van een rijk taalaanbod en een actieve en interactieve omgang met dat taalaanbod. Door te lezen -of in het geval van jonge kinderen te worden voorgelezen- en routine te ontwikkelen in het schrijven van teksten  komt taal beschikbaar waarmee leerlingen over een thema kunnen denken. Dat geldt ook voor leerlingen die deze taal niet van huis uit hebben meegekregen. De resulterende rijke gemeenschappelijke taalbasis vormt het uitgangspunt voor het denken van leerlingen. 

Denken wordt gefaciliteerd doordat leerlingen geraakt worden door een tekst (esthetic stance) (Rosenblatt, 1997). Dat kan zijn omdat een tekst persoonlijke zeggingskracht voor hen heeft, bijvoorbeeld omdat ze zich in personages herkennen of juist empathie voelen voor personages die misschien een heel ander leven leiden dan zijzelf. Of omdat ze zich geraakt voelen door het taalgebruik. Het kan ook zijn dat ze geraakt worden doordat ze zich interesseren voor het onderwerp van een tekst en daar meer over willen weten. Die persoonlijke beleving, waarin hun lees- en levenservaring op allerlei manieren samenkomt, nemen ze mee als ze over teksten en thema's in gesprek gaan. Ze kunnen vorm geven aan die geraaktheid als ze aan de slag gaan met betekenisvolle schrijfopdrachten of met boeiende ontwerpopdrachten. Daarbij zetten ze hun beeldende, theatrale of muzikale talenten in. Niet alleen hun cognitieve vaardigheden, maar ook al hun andere zintuigen kunnen zo een rol spelen bij de taalontwikkeling. Steeds opnieuw is daarbij aandacht voor het voelen en ervaren van taal, de verbeelding en het kritisch denken van leerlingen, het leren samenleven met anderen en de manier waarop ze zich verhouden tot de (digitale) wereld. Zo ontwikkelen ze breed verbonden kennis over een thema en daarmee hun taal, denkvermogen en expressie. Technologie wordt ingezet om leerprocessen en producten van leren zichtbaar te maken (op foto's, in films, in digitale portfolio's etc.) en die te delen met elkaar en met thuis. Zo worden formeel en informeel leren op een aantrekkelijke en uitdagende manier met elkaar verbonden.   


Denken over bouwstenen van taal, tekst en beeld
Vanuit de betekenisvolle inhouden waarover gelezen, geschreven en gedacht is, wordt met regelmaat ingezoomd op taalonderwerpen die zich binnen thema's en teksten voordoen. Het gaat hier om onderwerpen die betrekking hebben op taal, taalgebruik, literatuur en digitale geletterdheid. Aandacht voor een dergelijk onderwerp staat nooit op zichzelf, maar vindt altijd plaats vanuit de contexten waarin gewerkt wordt (Gibbons, 2015). Ook het denken over bouwstenen van taal vergt immers het vormen van rijke neurale netwerken. Deze netwerken maken leerprocessen duurzaam en verhogen de kans op transfer naar andere situaties. Geïsoleerd oefenen in werkboekjes of met oefensoftware, zou sterk beperkt moeten worden en altijd vergezeld moeten gaan van betekenisvolle en contextrijke oefening.

Het taalcurriulum van de toekomst
Onze mening samengevat: een toekomstgericht taalcurriculum bestrijdt kansenongelijkheid, is niet gericht op het oefenen van deelonderwerpen, maar wil vanuit een betekenisvol rijk taalaanbod alle leerlingen een rijke taalbasis meegeven. Het heeft expliciet aandacht voor het bouwen van routines voor lezen en het schrijven van teksten. Vanuit die routines zullen leerlingen plezier beleven aan het ontdekken van de wereld met en door taal. Taal laten leven kan de sleutel zijn tot het taalonderwijs van de toekomst.